Karl Anton Florian Eckert

  • EckertSlidePortrait1
  • EckertSlidePortrait2
  • EckertScoreGuillaume1
  • EckertGuillaumeAir
  • Karl Anton Florian Eckert (1820-1879)
  • Karl Eckert: Guillaume d'orange, partition index
  • Eckert's Guillaume d'Orange, manuscript Air deuxième act

Geboren in Berlijn is Karl Anton Florian Eckert natuurlijk geen volbloed Nederlands componist. Hij is echter een goed voorbeeld van componisten die zich voor kortere of langere tijd in Nederland vestigden en componeerde bovendien een opera op een origineel Hollands thema, Wilhelm von Oranien. Deze historische grosse Oper in vier aktes ging in 1846 in première te Berlijn, waarna het werk in 1848 in de Koninklijke Schouwburg van Den Haag werd opgevoerd, in bijzijn van Koning Willem II. Het bleef daarna stil rond Eckert, tot 401NederlandseOperas de partituur terugvond in de archieven van het MCO, en besloot de destijds beroemde sopraanaria ‘Wenn ich mit Menschen und mit Engelszungen redete’ van de zieneres Anna van Hove uit de tweede akte op het programma te zetten van haar eerste live concert te Hoog-Keppel, 26 april 2015. Sopraan Jolien De Gendt zal in dat voor de Nederlandse muzikgeschiedenis historische concert aan het klavier worden begeleid door de bevlogen pianist Pieter Dhoore.

Tekst: René Seghers
Bronnen: Karl Eckert, Auguste Clavereau: Guillaume d’Orange ou l’Union d’Utrecht (partituur, pianouittreksel, libretto 1846 NMI/MCO); Karl Eckert, Auguste Clavereau: Guillaume d’Orange ou l’Union d’Utrecht (partituur, pianouittreksel, libretto 1846 NMI/MCO); Karl Eckert, Friedrich Christoph Förster: Wilhelm von Oranien Act II duet Nassau-D'Egmont, "Lasst uns in vertrauen"; AKT II aria Anna van Hove, "Wenn ich mit Menschen und mit Engelszungen redete" (Gesang und Klavier, 1848 MCO/1987 TIN); Anthonius Johannes van Tetroode: Willem Van Oranje, of De Unie Van Utrecht: Lyrisch Drama in 4 Bedrijven En 7 Tafereelen ('s-Gravenhage: A.J. van Tetroode, 1848); Alfred J. Novello in The Musical World, 1836; Wagner: Mein Leben Vol 2-3 (Bayreuth, 1875); Emile Naumann: History of Music Vol 2 (Cassell & company, 1886); Mary Catherine Hamilton in The Dictionary of Music (1900); Giacomo Meyerbeer: Briefwechsel und Tagebücher, Bd.4, 1846-1849 (Gruyter, 1985); Mark Kroll: Johann Nepomuk Hummel A Musician's Life and World (Scarecrow Press, 2007); Ernest Newman: The Life of Richard Wagner (Cambridge University Press, 1947)

401DutchOperasInConcert401Concerts Nr. 1 (Audio)
Download: € 7.99
401COnc1Logo130401Concerts Nr. 1 (Video)
Download: € 7.99

Karl Anton Florian Eckert (Potsdam, 7 december 1820 – Berlijn, 14 oktober 1879) verloor zijn ouders op jonge leeftijd en werd vervolgens door de dichter Friedrich Christoph Förster geadopteerd. Als vijfjarige deed Eckert al van zich spreken als muzikaal wonderkind, waarna Förster zich inspande hem een zo goed mogelijke muzikale opleiding te laten volgen. Eckert bekwaamde zich achtereenvolgens in piano, viool en hoorn bij Karl Wilhelm Greulich, F. Bötticher en Hubert Ries. Compositie studeerde hij bij Carl Friedrich Zelter en Carl Friedrich Rungenhagen. Zelter ontdekte ook Eckerts mooie altstem en haalde hem als zangknaap bij de Sing-Akademie. Rungenhagen bleek vervolgens de opmaat naar afsluitende studies bij niemand minder dan Felix Mendelssohn te Leipzig. Mendelssohn sprak vol lof en genegenheid over zijn veelbelovende student, schrijft Mary Catherine Hamilton in 1900 in ‘The Dictionary of Music’. In 1830, op tienjarige leeftijd, presenteerde Eckert zijn eerste Singspiel, Das Fischermädchen. Uit 1831 stamt een bekende anekdote over een gelegenheid waarbij Eckert zijn kunsten mocht vertonen voor Goethe, die belang stelde in de pupillen van Johann Nepomuk Hummel, onder wie ook Eckert. Deze speelde op 25 augustus 1831 in Goethe’s huis piano vierhandig met Hummel zelf, en Goethe complimenteerde hem na afloop met de woorden: “Zulk een talent kan slechts komen van de bron – deze is als water voor de molen”.

In 1832 debuteerde Eckert als recitalpianist, dankzij de steun van Zelter. In 1833 volgde het oratorium Ruth, dat met de Sing-Akademie werd uitgevoerd.  In 1836 woonde Alfred J. Novello een concert van de jonge Eckert bij en deed daarvan verslag in The Musical World:

“The fifteen year old Karl Eckert, gave a concert on the 14th May, in the concert room of the Singing-Academy, in order to show the advancement which he had made in his profession. This gifted youth exhibited his skill as a composer most agreeably, in a very effectively instrumented overture, some songs from his first vocal piece “Kätchen,” but mostly through his romance ‘Die Jungfrau Lorenz von Tangermunde’ which was sung by Dem. Grünbaum. Full of promise, also of future excellence, was his first attempt at a symphony. […] As young Eckert had already shown himself a good piano-forte player, he now appeared as a violinist and pupil of H. Ries, and performed a concert piece by Rode, with a good tone, free bowing, and very pure intonation; and also Mayseder’s variations, which require considerable rapidity of execution and elegance.”

Vervolgens manifesteerde Eckert zich vanaf 1843 ook als soloviolist en in het midden van de jaren 1840 gaf de Koning van Pruisen hem een studiebeurs om zich gedurende twee jaar in Italië verder te ontwikkelen. Eckert streek in Rome neer, waar hij zich manifesteerde in de kunstkring rondom Ludwig Landsberg, Eduard Franck en Théodore Gouvy. Hij vertrok naar Berlijn toen hij daar een betrekking kreeg als dirigent aan de prestigieuze Königliche Hofoper, waar hij tot aan het uitbreken van de roemruchte Maartrevolutie van 1848 bleef.

Wilhelm von Oranien van Berlijn naar Den Haag

EckertSlideAireMenschenHet uitbreken van die revolte luidde een haastige vlucht naar Amsterdam in, waar hij zich vestigde. Gelet op het tijdstip van de vlucht lijken de contacten die hij in Den Haag had rondom de opvoering aldaar in het Frans als Guillaume d’Orange, ou l'Union d'Utrecht (een bewerking van Auguste Clavareau), beslissend te zijn geweest in zijn keuze om naar Nederland uit te wijken (al kan het ook zo zijn dat de opvoering juist tot stand is gekomen door zijn aanwezigheid op Nederlandse bodem). Guillaume d’Orange ou l’Union d’Utrecht ging op 26 oktober 1848 met groot succes in première aan het Theatre Français te Den Haag. Eckert was overigens slechts kort inwoner van de Republiek der Nederlanden en trok na trok na enige tijd verder naar Brussel, van waaruit hij een opmerkelijke loopbaan als dirigent uitbouwde.  

Eckert in the USA

Bij een concert in Parijs medio 1850 leerde Eckert de beroemde diva Henriette Sontag kennen. Dit zou een heel nieuwe wending aan zijn carrière geven, want hij kwam overeen haar op tournee door de Verenigde Staten te begeleiden, waar zij destijds razend populair was. Het lijkt er sterk op dat het vijftal opnames van Eckerts ‘Swiss echo song’ (Ellen Beach Yaw 1907, Luisa Tetrazzini 1911, Marian Wright Powers 1913, Anna M. Shearer 1924, Marion Talley 1926) een souvenir van die tournee zijn, waar hij dit showstuk wellicht voor Sontag componeerde.

Wagner

Na zijn terugkeer uit Amerika medio 1853 werd Eckert dirigent aan het Kärntnertortheater in Wenen. Uit de dagboeken van Meyerbeer blijkt verder dat hij in 1855 met Eckert samenwerkte in enkele operaproducties. Van 1858 tot 1860 werd hij directeur van het Kärntnertortheater en het was onder zijn leiding dat daar de sensationele Oostenrijkse creaties van Lohengrin (1858) en Tannhäuser (1859) tot stand kwamen. Er volgde nog een betrekking aan de opera te Stuttgart, een periode die we goed kennen uit diverse levensbeschrijvingen van Richard Wagner, die in Eckert een van zijn beste vrienden vond op het historische moment dat Wagner onder zijn schuldenlast dreigde te bezwijken. Zijn vlucht uit Zwitserland ging op 30 april 1864 direct naar de Eckerts in Stuttgart, die hem goedgezind waren. Het was het moment suprême in Wagners leven, waarop hij tegelijkertijd door zijn schuldeisers werd achtervolgd en door de gezant van de net benoemde Ludwig I, die hem als protegé van de Koning naar München wilde halen. In Wagners eigen woorden:

“Dort nämlich wußte ich Karl Eckert seit einiger Zeit als Kapellmeister des Königlichen Hoftheaters niedergelassen, und ich hatte Grund, diesen sehr gutartigen Menschen nach seinem vortrefflichen Benehmen als Direktor der Wiener Oper gegen mich sowie auch im Betracht seines enthusiastischen Besuches bei meinem vorjährigen Konzert in Karlsruhe als mit großer Unbefangenheit mir ergeben anzusehen. Nichts andres erwartete ich mir auch von ihm, als daß er beim Aufsuchen eines stillen Unterkommens, etwa in Cannstatt bei Stuttgart, für die Dauer des bevorstehenden Sommers mir behilflich sein möchte. Hier wollte ich nämlich in möglichster Schnelligkeit zuvörderst den ersten Akt der »Meistersinger« vollenden, um Schott endlich einen Teil des Manuskriptes übersenden zu können, auf dessen baldigen Empfang ich ihn verwiesen hatte, als ich ihn um so lange mir verweigerte Vorschüsse anging. Sodann wollte ich in größter Zurückgezogenheit und, wie ich wünschte, Verborgenheit die Mittel zu sammeln suchen, mit welchen ich meiner Wiener Verpflichtungen mich zu entledigen vermöchte. Von Eckert ward ich äußerst freundschaftlich aufgenommen. Seine Frau, eine der größten Schönheiten Wiens, welche aus phantastischem Verlangen, mit einem Künstler vereint zu sein, eine sehr vorteilhafte äußere Stellung aufgegeben hatte, war hinreichend vermögend geblieben, um dem »Kapellmeister« ein gastliches und behagliches Haus zu halten, wovon ich jetzt einen freundlichen Eindruck gewinnen durfte. Eckert hielt es durchaus für seine Pflicht, mir den Intendanten des Hoftheaters, Baron von Gall, zuzuführen: dieser äußerte sich verständig und wohlwollend im Betreff meiner schwierigen Lage in Deutschland, wo mir wohl so lange alles verschlossen bleiben würde, als die überall zerstreuten sächsischen Gesandten und Agenten mit Verdächtigungen aller Art mir zu schaden suchen dürften."   

Baron Gall, intendant van de Stuttgarter Opera, bood Wagner bij de kennismaking direct een opvoering van Lohengrin aan. Het was op een maandagavond in Eckerts huis, dat iemand aanklopte. Eckert ging naar beneden en zei dat Wagner al weg was. Terug in de woonkamer overhandigde hij Wagner een visitekaartje van iemand die zich als gezant van de Koning van Beieren had voorgesteld. Wagner had een slapeloze nacht omdat hij vreesde dat de afspraak die hij voor de volgende ochtend liet maken, zijn arrestatie zou inluiden. Maar de afspraak bracht de historische, sprookjesachtige redding. Eckert zou zich verder blijven inspannen voor de werken van Wagner.

Wenen

In 1860 nam Eckert in Wenen de leiding van de Wiener Philharmonie op zich. Deze was in het slop geraakt na het vertrek van Otto Nicolaï in 1847. Eckert voerde de beroemde abonnementseries in en legde het fundament onder de huidige roem van het orkest. In 1875 werd in Wenen de Eckertgasse naar hem vernoemd.

Toen hij in 1868 door Wilhelm I van Pruisen werd teruggehaald naar de Berlijnse Hofoper (waar hij tot 1879 bleef), dirigeerde hij daar diverse Berlijnse creaties van Wagneropera’s. Hij overleed in Berlijn op 14 oktober 1879.

Eckert als componist

  • EckertCompAddiPolk
  • EckertCompAlmaW
  • EckertCompBalbina
  • EckertCompMuzurka
  • EckertSlideComp1
  • Lilien in the 1940s

Zijn even prestigieuze als drukke taken leidden ertoe dat Eckerts oeuvre als componist uiteindelijk beperkt bleef. Mary Catherine Hamilton gaat echter volledig voorbij aan Eckerts verdienste als dirigent en theaterdirecteur als ze zegt dat hij op bijna tragische wijze heeft verzaakt aangaande de belofte die Mendelssohn ooit in hem zag als componist. Op een geslaagd Vioolconcert na liet hij volgens haar vooral onbeduidende kerkmuziek, een trio, een symfonie en enige gelegenheidscomposities na. Daarmee doelt ze waarschijnlijk op in druk verschenen salonmuziek zoals ‘Addi polka’, ‘Henrietta polka’, ‘Balbina mazourka’ (1853); ‘Alma waltzes’, ‘Genevieve mazurka’, ‘Helene waltzes’, en ‘Deux romances, sans paroles, no. 2’ (1854). Wel schrijft Hamilton dat Wilhelm von Oranien destijds zowel in Berlijn als Rotterdam veel succes had. Emile Naumanns ‘History of Music Vol 2’ meldt zelfs dat Eckerts faam als componist voornamelijk berust op Wilhelm von Oranien en een paar liederen. Dat is dan vooral de genoemde ‘Swiss Echo Song’ ‘Er liebt nur mich allein’ (OliveKlein's opname van ‘None he loves but me’ uit 1917 is uiteraard eveneens het 'Echo Lied').

Eckert in opnames

De ‘Swiss Echo Song’ is de enige Eckert-composities die ooit werd opgenomen, tot Willem Noske in 1983 het duet ‘Lass uns mit Vertrauen’ terugvond, dat wij bij een volgend concert zullen presenteren.

 EckertMp3Arnoldson


Karl Eckert: Swiss Echo Song 'My dearest love is far away' (S. A. Williams)
Sigrid Arnoldson (1905; CD Symposium 1342; Victor 1288½r   43777)

 ECKERTMP3BeachYaw


Karl Eckert: Swiss Echo Song 'My dearest love is far away' (S. A. Williams)
Ellen Beach Yaw (1907 CD Truesound Transfers TT-1911; O - Victor 64079 (mx. B 4832-2))

Het bleef verder stil rond Eckert, tot 401NederlandseOperas de partituur van Guillaume d'Orange terugvond in de archieven van het MCO, en besloot de destijds beroemde sopraanaria ‘Wenn ich mit Menschen und mit Engelszungen redete’ van de zieneres Anna van Hove uit de tweede akte op het programma te zetten van haar eerste live concert te Hoog-Keppel, 26 april 2015. Sopraan Jolien De Gendt zal daarin aan het klavier worden begeleid door Pieter Dhoore.

Sponsoring

Vindt u het ontsluiten van het Nederlands opera-erfgoed ook belangrijk en wilt u bijdragen aan onderzoek of concerten, neem dan contact met ons op via de Dit e-mailadres is beschermd tegen spambots. U heeft Javascript nodig om het te kunnen zien. . Op de website vind u onder het kopje sponsoring een overzicht van de mogelijkheden.

Opera’s 

•    Das Fischermädchen (1830, Singspiel)
•    Das Käthchen von Nürnberg (1837, Singspiel; Berlin)
•    Der Laborant im Riesengebirge (1838, Oper)
•    Scharlatan (1840, Oper; Königsberg)
•    Wilhelm von Oranien (1846, Große Oper in drei Akten, libretto: Friedrich Christoph Förster; Berlin; Revised as Guillaume d'Orange ou l'Union d'Utrecht, 1848, Den Haag)

Oratoria

•    Ruth (1833, Oratorium)
•    Judith (1841, libretto: Friedrich Christoph Förster)

Liederen

•    ‘Sechs Lieder für eine Singstimme mit Begleitung des Pianoforte. op. 29’.
•    ‘Blümlein Wunderschön’ (text of Johann Wolfgang von Goethe)
•    ‘Der König in Thule’ (text of Johann Wolfgang von Goethe)
•    ‘Der Fischer’ (text of Johann Wolfgang von Goethe)
•    ‘Er liebt nur mich allein’
•    ‘Frühlingsnahen’
•    ‘Stimmen der Nacht’
•    ‘Weit tiefe, bleiche, stille Felder’
•    ‘Weit, weit aus ferner Zeit’

Orkest & piano 

•    Addi polka (1853)
•    Henrietta polka (1853)
•    Balbina mazurka (1853)
•    Alma waltzes (1854)
•    Genevieve mazurka (1854)
•    Helene waltzes (1854)
•    Deux romances, sans paroles, no. 2 (1854)
•    Vioolconcert (1846)
•    Piano Trio, Op. 18 (?)
•    Cello Concerto, Op. 26 (1872)
•    Symfonie (?)


© 2015 401DutchOperas.com / RS